- Bij gebrek aan specifieke bepalingen van een overleden vader of moeder dient elk van zijn of haar kinderen (erfgenamen) een gelijk deel van de nalatenschap van de ouders te ontvangen.
- Een grotere flexibiliteit is echter mogelijk via een (niet-)inbrengbare schenking, een globale erfovereenkomst en/of een generatiesprong.
- Deze oplossingen kunnen het risico op discussies tussen kinderen verminderen en de ouders waardevolle gemoedsrust bieden.
Ouders halen vaak de gelijke behandeling van hun kinderen aan, wanneer ze het hebben over de erfrechtelijke overdracht van hun vermogen. In het algemeen verwijst deze vraag naar een terechte bekommernis van de ouders om elk risico op conflicten, betwistingen of zelfs discussies tussen hun kinderen op het delicate moment van hun nalatenschap te vermijden of zoveel mogelijk te beperken.
Moet de gelijkheid tussen kinderen daarom louter wiskundig worden opgevat of mogen de ouders eerder een billijk evenwicht zoeken tussen hun kinderen, rekening houdend met factoren die eigen zijn aan de gezinssituatie? Het ene kind kan zich bijvoorbeeld in een meer precaire situatie bevinden dan zijn of haar broers en zussen, of net omgekeerd, al eerder een voordeel hebben genoten ten opzichte van hen.
Hierna gaan we in op enkele overwegingen omtrent de gelijkheid van kinderen in het kader van het erfrecht, rekening houdend met wat ons recht vandaag voorziet en toelaat.
Laten we het voorbeeld nemen van François, weduwnaar, 65 jaar. Hij heeft 2 kinderen en 1 kleinkind:
- Zijn dochter, 38 jaar, is gehuwd en heeft een zoon. Zij is advocaat en bevindt zich in een zeer comfortabele situatie.
- Zijn zoon, 35 jaar, is ongehuwd en heeft geen kinderen. Jammer genoeg heeft hij moeilijkheden in zijn beroepsleven en blijft zijn financiële situatie onstabiel.
François denkt na over de erfrechtelijke overdracht van zijn vermogen. Hij is er zich van bewust dat zijn zoon een extra duwtje in de rug nodig heeft, maar toch is het voor hem essentieel om te vermijden dat zijn dochter zich benadeeld voelt ten opzichte van zijn zoon en dat er spanningen zouden ontstaan na zijn overlijden. Hij stelt zich met name de volgende vragen:
Hoe regelt het erfrecht de gelijkheid tussen kinderen als erfgenamen? En wat als hij voor een schenking kiest? Moet hij noodzakelijkerwijs schenken aan zijn twee kinderen om de gelijkheid tussen hen te vrijwaren, en moet die schenking dan identiek zijn? Is, langs de kant van zijn dochter, een rechtstreekse schenking aan zijn kleinzoon mogelijk? Is het mogelijk om rekening te houden met de zwakkere financiële situatie van zijn zoon in vergelijking met die van zijn dochter, door hem een extra financieel duwtje te geven? En kan hij rekening houden met de financiering van een studiejaar dat zijn dochter aan een Amerikaanse universiteit heeft genoten? Hoe vermijdt hij latere discussies tussen de kinderen?
Hoe regelt het erfrecht de gelijkheid tussen kinderen?
Ons erfrecht behandelt de kinderen (afstammelingen in rechte lijn) op gelijke wijze in het kader van de nalatenschap van hun vader en moeder. Bij gebrek aan specifieke bepalingen van een overleden vader of moeder dient elk van zijn of haar kinderen (erfgenamen) een gelijk deel van de nalatenschap van de ouders te ontvangen.
Ter herinnering: kinderen zijn reservataire erfgenamen in de nalatenschap van hun ouders. In dat opzicht vormt de helft van het vermogen van hun ouders - dat op het ogenblik van de nalatenschap wordt wedersamengesteld - hun globale erfrechtelijke reserve (de individuele erfrechtelijke reserve van elk kind stemt overeen met de voormelde helft gedeeld door het aantal kinderen). De andere helft vormt het beschikbare deel waarover de ouders vrij kunnen beschikken, via schenking of door middel van een testament.
Als François overlijdt zonder successieplanning, ontvangen zijn twee kinderen elk de helft van de goederen van zijn nalatenschap. Beide kinderen beschikken bovendien over een individuele erfrechtelijke reserve van elk een vierde van het wedersamengestelde vermogen van hun vader op het ogenblik van zijn overlijden.
En bij een schenking aan zijn kinderen?
Als François tijdens zijn leven schenkingen deed aan zijn twee kinderen of aan slechts één van hen, dan kan men zich afvragen of en in welke mate de gelijkheid tussen zijn kinderen nog steeds verzekerd is in het kader van zijn toekomstige nalatenschap.
Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen twee soorten schenkingen aan zijn kinderen: de voor inbreng vatbare schenking en de niet-inbrengbare schenking.
De voor inbreng vatbare schenking
Bij gebrek aan een andere wilsuiting van de schenker, beschouwt het erfrecht elke schenking die door de vader of moeder aan een kind (als erfgenaam in rechte nederdalende lijn) wordt gedaan, als een voorschot op zijn toekomstige deel in de nalatenschap van de ouder-schenker. We spreken dan van een schenking 'als voorschot op erfdeel' of een 'inbrengbare' schenking. Een gelijke behandeling van de kinderen is dus gewaarborgd, aangezien bij het overlijden van de ouder-schenker rekening zal worden gehouden met wat elk kind (erfgenaam) via schenking heeft ontvangen om zijn aandeel in de nalatenschap te bepalen. Op dat moment moet het erfgerechtigde kind zijn schenking immers inbrengen in de massa van de goederen van de nalatenschap van de overleden ouder-schenker, alvorens een gelijke verdeling tussen alle kinderen-erfgenamen te maken. Wat een kind bij leven van zijn ouder(s) via schenking heeft gekregen, wordt op het ogenblik van hun overlijden in zekere zin herverdeeld onder zijn broers en zussen. De gelijkheid blijft dus behouden.
Maar opgelet, enkel schenkingen in de zin van het burgerlijk recht zijn inbrengbaar. Sommige voordelen die ouders aan hun kinderen of aan enkelen ervan toekennen, vormen geen schenkingen en zijn dus niet vatbaar voor inbreng. Dit gaat om onder meer voordelen zoals de financiering van studies in het buitenland, huwelijksfeesten of een gratis verblijf in een goed dat aan de ouders toebehoort. Deze voordelen blijven definitief verworven voor de begunstigde en komen in principe niet in aanmerking om de gelijkheid tussen de kinderen in het kader van de nalatenschap van hun ouders opnieuw te herstellen.
Wat moet het begiftigde kind inbrengen?
Sinds de laatste hervorming van het erfrecht gebeurt de inbreng in principe in waarde, d.w.z. in de vorm van een geldsom gelijk aan de waarde van dit goed (en niet door inbreng van het geschonken goed in natura).
Maar welke waarde van het geschonken goed moet in aanmerking worden genomen om het bedrag te bepalen dat moet worden ingebracht in de nalatenschap van de ouder-schenker?
- Als basisregel gebeurt de inbreng van een bepaald goed tegen de waarde op de dag van de schenking. Die waarde moet bovendien worden geïndexeerd op basis van het indexcijfer van de consumptieprijzen, en dat tussen de datum van de schenking en de datum van overlijden van de schenker. Deze indexering is bedoeld ter compensatie van de ongelijkheid die voortvloeit wanneer schenkingen op verschillende data hebben plaatsgevonden. In dat geval hebben sommige begiftigden langer dan anderen van de geschonken goederen kunnen genieten. Die regel is duidelijk en voorspelbaar voor het begiftigde kind. Als het 100.000 euro ontvangt of een goed dat 100.000 euro waard is op het ogenblik van de schenking, moet het kind 100.000 euro inbrengen, geïndexeerd tot op het ogenblik van de nalatenschap van de schenker.
- Deze regel kent een belangrijke en veel voorkomende uitzondering. Wanneer de begiftigde vanaf de dag van de schenking verhinderd wordt om over de volle eigendom van het goed te beschikken (bijvoorbeeld om het goed te verkopen), dan moet rekening worden gehouden met de waarde ervan op de dag waarop de begiftigde dat recht verwerft. Dat is doorgaans het geval wanneer het goed wordt geschonken met voorbehoud van vruchtgebruik. De begiftigde is slechts blote eigenaar van het goed en kan er dus niet alleen over beschikken. De voor de inbreng in aanmerking te nemen waarde is doorgaans die van het goed op de dag van het overlijden van de schenker-vruchtgebruiker. Op dat moment dooft zijn vruchtgebruik effectief uit en verwerft de begiftigde het recht om vrij te beschikken over het geschonken goed, aangezien hij er dan volle eigenaar van wordt. De uitzondering doet zich ook voor bij een schenking in volle eigendom met een verbod om over het geschonken goed te beschikken als waarborg voor de betaling van een financiële last aan de schenker.
Van deze uitzondering kan worden afgeweken door de basisregel opnieuw toe te passen, namelijk de inbreng van het geschonken goed tegen de waarde op de dag van de schenking. Het dient echter opgemerkt dat voor deze afwijking een erfovereenkomst nodig is, dus is het akkoord van de andere kinderen (mede-erfgenamen van de betrokken begiftigde) van de ouder-schenker nodig en moet er eveneens aan enkele formaliteiten worden voldaan.
Afgezien van dit laatste punt is het niet mogelijk om af te wijken van deze regels voor de waardebepaling van de geschonken goederen ten behoeve van de inbreng. Het is bijvoorbeeld niet mogelijk om de indexering van de waarde van het goed te schrappen wanneer ze wel degelijk van toepassing is. Tot slot merken we op dat deze waarderingsregels voor in te brengen schenkingen van toepassing zijn ongeacht de roerende of onroerende aard van het geschonken goed.
Grote flexibiliteit
De inbrengbare schenking biedt dus een grote flexibiliteit aan ouders-schenkers die de gelijkheid tussen hun kinderen willen vrijwaren met het oog op hun nalatenschap. Ze kunnen ofwel slechts aan één van hun kinderen, ofwel aan al hun kinderen schenken. In dat laatste geval kunnen ze bijvoorbeeld beslissen om een onroerend goed te schenken aan het ene kind, en liquiditeiten of effecten te schenken aan het andere. De schenkingen hoeven in dat geval niet noodzakelijk dezelfde waarde te hebben en moeten niet op hetzelfde moment gebeuren. Het is zelfs mogelijk voor de ouders om hen de volle eigendom te schenken of om zich een vruchtgebruik voor te behouden naargelang van hun persoonlijke doelstellingen. In elk geval moet elke schenking het voorwerp uitmaken van een inbreng door de begunstigde als erfgenaam op het ogenblik van de nalatenschap van de ouders-schenkers. Zoals hierboven vermeld, hangt de waardering van de geschonken goederen af van het type schenking.
De niet-inbrengbare schenking
Als een ouder dat wil, kan hij zijn kinderen niet op gelijke voet behandelen en kan hij het ene of andere kind bevoordelen vanuit erfrechtelijk standpunt. Daarvoor moet de ouder-schenker een niet-inbrengbare schenking doen (we spreken ook van een schenking ' buiten erfdeel'). Die schenking wordt dan niet beschouwd als een voorschot op het erfdeel van de begiftigde in de toekomstige nalatenschap van de ouder-schenker, maar als een schenking die hem bovenop dat erfdeel toekomt. Ze moet op dat moment dan ook niet worden ingebracht.
Merk echter op dat deze mogelijkheid niet onbeperkt is. Een niet-inbrengbare schenking aan een kind mag geen afbreuk doen aan de erfrechtelijke reserve van zijn broers en zussen. Als dat het geval is, kunnen de benadeelde kinderen de inbreng van de betrokken schenking vragen om minstens hun erfrechtelijke reserve opnieuw samen te stellen.
Welke mogelijkheden heeft François?
Gelet op de situatie van zijn zoon, kan François hem bevoordelen ten opzichte van zijn zus door hem een niet-inbrengbare schenking te doen. Hij heeft de vrijheid om dit te doen door over zijn beschikbare deel te beschikken. Zolang hij dus geen afbreuk doet aan de erfrechtelijke reserve van zijn dochter, is er geen probleem. Maar zelfs al laat de wet hem dat toe, toch wil François a priori niet op die manier te werk gaan, omdat hij vreest dat dit tot discussies tussen zijn kinderen zal leiden op het ogenblik van zijn nalatenschap. Zelfs al heeft zijn dochter geen behoefte aan een schenking, toch wil François niet dat ze in het kader van haar nalatenschap globaal gezien minder dan haar broer zou ontvangen.
François beslist daarom om enkel aan zijn zoon een inbrengbare schenking te doen. Zo kan hij bij leven zijn zoon helpen en, zelfs als hij geen schenking doet aan zijn dochter, wordt de gelijkheid tussen de kinderen hersteld op het ogenblik van zijn nalatenschap.
Een generatiesprong zonder de gelijkheid tussen zijn kinderen te doorbreken?
Aangezien de dochter van François niet meteen het duwtje in de rug nodig heeft zoals haar broer, vraagt ze zich af of haar vader de schenking, die voor haar bestemd zou zijn, niet rechtstreeks aan haar zoon (de kleinzoon van François) kan doen. Maar worden in deze hypothese de twee kinderen van François, of toch minstens de twee familietakken die ze vertegenwoordigen, wel nog steeds gelijk behandeld met het oog op de toekomstige nalatenschap van hun vader?
Een eenvoudige schenking van François rechtstreeks aan zijn kleinzoon laat dit niet toe. Die schenking is dan immers niet in te brengen in de nalatenschap van François aangezien zijn kleinzoon niet zijn wettelijke erfgenaam is en deze schenking dus niet moet inbrengen. De dochter van François is ook niet verplicht om de schenking, waarvan zij niet de begunstigde is en die niet als een voorschot op haar erfdeel kan worden beschouwd, in te brengen. De massa van de goederen die onder de kinderen van François verdeeld moeten worden, zou verminderd worden ten belope van deze schenking aan de kleinzoon, en dus ten nadele van de zoon van François.
Gelukkig heeft de laatste hervorming van het erfrecht een antwoord geboden op dit soort situaties. François schenkt aan de zoon van zijn dochter en zij verbindt zich ertoe om die schenking aan haar kind alsnog in te brengen. In dat geval spreken we van een 'inbreng ten behoeve van een derde'. We doen als het ware alsof de dochter van François zelf de schenking heeft genoten, die dan wordt beschouwd als een voorschot op haar toekomstige erfdeel. In dat geval blijven de twee familietakken, vertegenwoordigd door de kinderen van François, gelijk behandeld.
Deze benadering vormt een erfovereenkomst tussen de drie betrokken partijen die bij de schenkingsakte moeten tussenkomen. De notaris moet bovendien enige vormvoorschriften in acht nemen om zich ervan te vergewissen dat de partijen zich wel degelijk bewust zijn van de gevolgen van wat ze doen.
De globale erfovereenkomst als mogelijke oplossing
Zoals eerder gesteld, wilt François in de eerste plaats gemoedsrust. Hij wil elk risico op discussie tussen zijn kinderen op het ogenblik van zijn nalatenschap zoveel mogelijk beperken. Hij heeft er dus voor gekozen om de gelijkheid tussen zijn kinderen te bewaren en heeft enkel aan zijn zoon een inbrengbare schenking gedaan. Dat neemt echter niet weg dat zijn zoon zich in een veel minder comfortabele situatie bevindt dan zijn zus. François vraagt zich dus af of er enige mogelijkheid is om daarmee rekening te houden en zijn kinderen evenwichtig te behandelen, in plaats van op basis van een wiskundige gelijkheid, en dat met instemming van iedereen en in alle transparantie. Bovendien vindt François het normaal om rekening te kunnen houden met de financiering van de studies in het buitenland die alleen zijn dochter heeft genoten. Dat was immers een grote kost.
De globale erfovereenkomst die door de recente hervorming van het erfrecht werd ingevoerd, blijkt voor François een interessante overweging. Dit instrument is bedoeld om tegemoet te komen aan de veelvoorkomende wens van burgers om bepaalde aspecten van hun nalatenschap al tijdens hun leven – en in alle transparantie – vervroegd te kunnen regelen via een overeenkomst tussen een vader en/of moeder en al hun kinderen als toekomstige erfgenamen in rechte nederdalende lijn.
Wat houdt de globale erfovereenkomst in?
Deze globale overeenkomst heeft tot doel het bestaan van een evenwicht tussen de kinderen vast te stellen, rekening houdend met zowel de schenkingen of voordelen die ze allemaal of sommigen al hebben genoten, als met hun persoonlijke situatie. Het is dus niet vereist dat er een wiskundige gelijkheid is tussen wat elk kind ontvangen heeft, maar wel een subjectief evenwicht.
Om dit evenwicht tussen de kinderen te bepalen, kunnen de ouders rekening houden met elk voordeel dat aan sommigen onder hen werd toegekend, net zoals bij schenkingen, ook al vormt een voordeel geen schenking in de zin van het erfrecht (zie hierboven). Bovendien laat het subjectieve evenwicht tussen kinderen ook toe om rekening te houden met ieders persoonlijke situatie. Het gaat bijvoorbeeld om de kwetsbare situatie waarin sommigen zich bevinden (werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, handicap, enz.) of net de comfortabele situatie van anderen (zeer bevoorrechte beroepssituatie, vermogenstoestand, enz.). Op basis daarvan kan een situatie waarbij het ene kind meer krijgt dan het andere, of zelfs niets krijgt, als evenwichtig beschouwd worden. Dat evenwicht moet enkel in de overeenkomst worden gerechtvaardigd.
De globale erfovereenkomst is echter niet te verwarren met een testament. De overeenkomst is geen instrument om op voorhand tot een akkoord te komen over de verdeling van de goederen waaruit de nalatenschap van de ouders zal bestaan. Dat kan enkel via het testament.
Wat zijn de gevolgen van een globale erfovereenkomst?
De ondertekening van de overeenkomst door alle partijen heeft tot gevolg dat de kinderen het tussen hen vastgestelde evenwicht aanvaarden en verzaken aan (1) de eis om de in de overeenkomst bedoelde schenkingen in te brengen in de nalatenschap van de ouders en (2) ze te betwisten om hun erfrechtelijke reserve te vrijwaren. Deze schenkingen verdwijnen dus definitief uit de verdeling van de toekomstige nalatenschap van de ouders. De tellers worden in zekere zin 'op nul gezet' zodra de overeenkomst is gesloten.
Een globale overeenkomst ondertekend door François en zijn kinderen, zou het mogelijk maken om een evenwicht vast te stellen tussen zijn kinderen, dus niet alleen rekening houdende met de schenking aan zijn zoon of het voordeel dat zijn dochter genoot (zijnde de financiering van een studiejaar in de VS), maar ook met de kwetsbare financiële situatie van zijn zoon. Bijgevolg moet de schenking aan zijn zoon niet meer in de nalatenschap van zijn vader worden ingebracht, maar is ze definitief verworven. De rest van het vermogen van François wordt overigens in twee gelijke delen verdeeld onder zijn kinderen op het ogenblik van zijn nalatenschap.
Conclusie
De inbrengbare schenking is een interessant en flexibel planningsinstrument dat ouders in staat stelt om hun kinderen (of sommigen van hen) onmiddellijk en op een gedifferentieerde wijze te helpen, met behoud van hun onderlinge gelijkheid in het kader van de verdeling van hun toekomstige nalatenschap.
Wanneer sommige kinderen, die al een comfortabel leven leiden, hun ouders voorstellen om rechtstreeks aan hun kleinkinderen te schenken, is een generatiesprong mogelijk, met behoud van een gelijke behandeling tussen de verschillende takken van het gezin. Aan de hand van de inbreng ten behoeve van een derde van deze schenking kan dat doel worden bereikt.
Ten slotte kan door een globale erfovereenkomst tussen ouders en kinderen af te sluiten, een evenwichtige behandeling tussen hen vastgesteld, uitgelegd en aanvaard worden. Er wordt hierbij niet enkel rekening gehouden met de schenkingen en/of voordelen die ze al genoten hebben, maar ook met de persoonlijke situatie van elk van hen. Het is dus mogelijk om op een transparante en rechtszekere manier af te stappen van een louter wiskundige gelijkheid tussen de kinderen. Dit kan het risico op discussies tussen kinderen verminderen en de ouders waardevolle gemoedsrust bieden.
Heeft u vragen?
Stel uw vragen of praat over uw vermogensplanning door contact op te nemen met uw adviseur, notaris en/of de dienst ‘Estate planning - Private Banking’ van Deutsche Bank.
Dit zou u ook kunnen interesseren
2 maart 2022
Met welke psychologische aspecten rekening houden bij vermogensplanning?
Dit artikel vormt geen fiscaal of juridisch advies. De fiscale behandeling hangt af van de individuele situatie van de cliënt en kan in de toekomst wijzigen. Wanneer verwezen wordt naar een fiscaal stelsel, dan dient dat te worden begrepen als het fiscaal stelsel van toepassing op een gemiddelde retailcliënt in de hoedanigheid van een natuurlijk persoon die Belgisch ingezetene is.